Eindelijk tijd voor allerlei niet-urgente boeken. En voor de catalogus voor het nieuwe moestuinseizoen. Ik lees in ‘Kost, nieuwe gezichten op eten’ over de herontdekking van de moestuin. Niet door moestuinierders, vele complexen zijn decennia oud. Maar door ‘cultuurmakers’. Zij ‘nemen het gangbare denken in onze samenleving niet voor lief’.
In gangbare stadsplanning was ‘t moestuincomplex tot voor kort een rafelig en rommelig stuk groen, bij uitstek verbannen naar ‘overgebleven’ stukjes stad zoals vanuit de trein goed te zien is. Zonder overkoepelend ontwerp en beheersplan een doorn in ‘t oog van menig landschapsarchitect of planner. Binnen ‘t nieuwe perspectief representeert een volkstuinencomplex ‘diversiteit’ zowel bio als cultureel.
Moestuinierders worden achteraf ingevoegd in het ‘locavore’ denken; zij weten immers nog waar hun eten vandaan komt en reduceren voedselkilometers nogal drastisch met de fiets. Een groot deel van de moestuinierders ontgaat deze ‘post-fitting‘. Zij zijn niet bezig met ‘heirloom’ zaden, biodiversiteit of eetbaar onkruid maar met gangbaar tuinieren; monocultuur op postzegel formaat. De biodiverse – lees rommelige – tuin van de buurman is hén een doorn in het oog.
Het is een goede zaak dat cultuurmakers inclusief beleidsmakers en stadsplanners nieuwe belangstelling hebben voor moestuinen. Zijn we zelfs het post-moderne falliet van die ene waarheid voorbij? Duizend bloemen bloeien en maken samen een groot verhaal.