Superhoogbouw en Stadstuinbouw

Woensdag 29 september was ik één van de sprekers op een bijeenkomst georganiseerd in het kader van Onderzoek ERASMUSPOORT® project over stedelijke verdichting. Onderzoek ERASMUSPOORT® is tot op heden een virtuele casus, die juist daardoor de gelegenheid biedt om allerlei nieuwe ideeën en concepten te genereren over de vraag hoe op een duurzame manier om te gaan met de stedelijke verdichtingsopgave in Nederland en tegelijkertijd de kwaliteit van de stedelijke leefomgeving substantieel te verbeteren.  Daarmee wordt dan nadrukkelijk ook of vooral de kwaliteit van de publieke ruimte bedoeld.

Als onderzoek naar een virtuele casus leent Onderzoek ERASMUSPOORT® zich voor vernieuwende vragen over maar vooral voor creatieve en onconventionele oplossingen voor duurzame superhoogbouw in Nederland – uitgevoerd middels een drietal afstudeerscripties aan de TU Eindhoven, die woensdag jl. ook werden gepresenteerd. Maar het noopt ook tot nadenken over de gevolgen van verdichting voor energiehuishouding, verkeer en vervoer, sociale cohesie, et cetera. Op woensdag 29 september stond het vraagstuk van stedelijke voedselvoorziening centraal: biedt superhoogbouw nieuwe kansen om wonen en voedselproductie ruimtelijk te combineren. En zo ja, om welke vormen van voedselproductie gaat het dan, wat zijn de voor en nadelen hiervan en hoe kan die combinatie worden gerealiseerd.

In mijn verhaal ben ik ingegaan op de sociale, economische, ecologische en gezondheidsproblemen die samenhangen met het heersende geglobaliseerde en geïndustrialiseerde voedselsysteem: obesitas, ondervoeding, achteruitgang biodiversiteit, grote sociale verschillen m.b.t. toegang tot voldoende vers voedsel, waterverbruik bij voedselproductie, strijd om land, achteruitgang bodemkwaliteit, et cetera. Voedsel als thema structureel inbedden in stedelijk ontwikkelingsbeleid, zoals met veel succes in Toronto via de Toronto Food Policy Council, is mijns inziens de enige manier om allerlei grootstedelijke problemen aan te pakken, simpelweg omdat veel van deze problemen direct of indirect met het dominante voedselsysteem samenhangen. Eén van de manieren om voedsel als thema structureel in te bedden in stedelijk ontwikkelingsbeleid is het creëren van ruimte voor stadsland- en tuinbouw, waarbij ook nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de stedelijke infrastructuur biedt. Dus naast voedselproductie in de grond (in groenstroken, voor- en achtertuinen, parken, et cetera) ook voedselproductie op daken (hetgeen goed aansluit bij Rotterdam’s groene daken programma), op balkons en in gebouwen.

Dit laatste – voedselproductie in gebouwen – was de boodschap van de spreker na mij: Gertjan Meeuws van Plantlab. Plantlab staat, naar eigen zeggen, voor een revolutie in kweken omdat

“producten in meerdere lagen worden geteeld met gebruik van LED-verlichting in volledig geconditioneerde ruimten zonder daglicht. Deze meerlagen kwekerijen staan straks dicht bij de consumenten en bieden vele voordelen zoals een hoger productieniveau met een exact voorspelbaar oogstmoment en een stuurbaar product qua uiterlijk, smaak en voedingswaarde”  (http://www.plantlab.nl/4.0/index.php/revolution-in-growing/?lang=nl).

Ik vond het een fascinerende presentatie van Gertjan Meeuws; het lijkt een bijzonder innovatieve benadering die, net als mijn ideeën over stedelijk voedselbeleid, voortkomt uit de constatering dat het huidige mondiale voedselsysteem niet duurzaam is. Een technologische oplossing bedenken om honger, watertekorten en bodemdegradatie tegen te gaan vormt het voornaamste uitgangspunt voor Plantlab’s benadering. Vooral de bewering dat productieniveaus t.o.v. de huidige productieniveaus in kassen kunnen worden verveelvoudigd met slechts 10% van het huidige waterverbruik, significante vermindering van energieverbruik en zonder gebruik te maken van chemische bestrijdingsmiddelen klinkt ronduit fantastisch. En het lijkt erop dat Plantlab een systeem heeft ontwikkeld dat zich leent voor redelijk kleinschalige tot zeer grootschalige toepassing, alhoewel met name dat laatste sterk werd benadrukt. Dat deed me teveel denken aan het agro-productiepark concept dat niet alleen qua bedrijfsmodel niet goed is doordacht, maar ook niet in staat is om burgers actief bij voedselproductie te betrekken en om voedsel in de stedelijke context als een vehikel voor andere publieke doeleinden in te zetten (zoals eductie, sociale cohesie, werkgelegenheid, stedelijke vergroening, et cetera). Dat kwam ook in de discussie naar voren na onze presentaties. Maar volgens mij hoeft het één het ander niet uit te sluiten en is het juist een uitdaging om te zien hoe Plantlab’s benadering een plaats kan krijgen in een integraal voedselbeleid voor steden die worstelen met een verdichtingsopgave. En ik ga binnenkort in op Gertjan’s uitnodiging om een kijkje te nemen bij Plantlab. Het lijk me erg leuk en leerzaam om dat te doen in de vorm van een excursie met een internationale groep MSc studenten.